BlogCornelis de Kler

On the road, deel 2

tekst en foto’s : Cornelis de Kler

Dit is een vervolg van “On the Road, deel 1.

Of wat die twee onderweg naar de Paus hun geliefden wel moèsten opbiechten..

Wat die twee, de Adelaar en de Hagenaar, niet allemaal bekeken en beleefden, in die paar dagen daar in Rome! Daar wilt u meer van weten. Maar ook het verhaal van hun vertrek en het uitgeleide dat hen bereid werd. Welnu, daar gaat deel 2 over. De belevenissen onderweg, de zich ontwikkelende haat-liefde verhouding en de landschappelijke hoogstandjes komen in volgende delen aan bod. Uw verslaggever waarschuwt u maar vast: zowel de plaatjes als het leeswerk in het deel voor u hebben een hoog kunst- en cultuurgehalte.
Maar we beginnen met de mens: Gerrit en Willem die met Rinus en mij een stukje op weg gingen, een biddende geestelijke tussen de barokke pracht en praal van het Vaticaan, een Zoeave van de Pauselijke garde en Maria die mij vaarwel zegt op die 6e augustus 2013.

De velo centraal natuurlijk,
maar andere vormen van bewegen deden we ook. Te voet, per trein en metro, met Easyjet terug en met de Hop-on-Hop-off door Rome. Niet goedkoop die open toppers maar je kunt overal in- en uitstappen voor de highlights. En die zijn er in die eeuwige stad plenty: het Vaticaan natuurlijk, of beter de St. Pietersbasiliek. Maar ook tal van andere Godshuizen, het één nog fraaier dan het andere. Het Colosseum, het Pantheon, de Romeinse opgravingen en niet te vergeten mijn brug: de Ponte Fabricius.

‘Mijn’ brug? Nou ja een beetje dan. Net zo als ‘mijn’ berg de Canigou is, de hoogste berg van de Oostelijke Pyreneeën. Niet alleen kan ik lyrisch worden als ik die zie, ik heb de tanden van de hond – want zo heet die Catalaanse berg in het Nederlands – ook geadopteerd voor mijn einde. Maar terug naar die brug: in het voorjaar hield ik in Rome een lezing over Techniek van de Oude Romeinen en wandelde met een alumnigezelschap over die brug. Na Rinus’ bezoek aan het Colosseum waar de goede man voor niks naar binnen mocht, togen wij thans eveneens naar de Tiber om dat stukje techniek te aanschouwen.


Even terzijde: voor niks naar binnen? Ja, echt waar volgens mijn maatje die na afloop trots de volgende dialoog nabootste: “Hoe oud ben jij
?” Hij: “73”. “Waar kom je vandaan?” Hij: “Holland”. “Ga jij maar door” en met een breed gebaar kreeg Rinus gratis toegang tot die gigantische arena. Dat alles in toeristen-Engels natuurlijk en gnuiven dat wij deden. Hier een karakteristiek fotootje van Rinus, altijd in de weer met zijn Smart-phone – zo heet een dergelijk ding toch.

Maar nu dan mijn brug. Bekijken en plaatje schieten oké, al zie je wel het omgekeerde. Maar wat zègt dat nou, iets gezien te hebben, de buitenkant, hoe iets thans er uitziet. Dat doen inderdaad die ééndimensionale plaatjes. Maar wat er achter zit; de bouw, de ontwikkelingen, de betekenis, de waarde ook voor het nu. Daar heb je kennis voor nodig en uitleg en dat doe ik graag. Dat kost (soms) moeite maar geeft zoveel meerwaarde dan alleen de oppervlakte. Dat geldt voor een putdeksel evenzeer als voor het mooiste fresco.


Dat is mijn motivatie deze serie te schrijven en daarom knip ik voor u, trouwe lezer en in meer geïnteresseerd dan alleen fietsen, uit mijn vorige bezoek: De Pons Fabricius in Rome

Bruggenbouw op grote schaal werd voor het eerst bedreven door de Romeinen, aanvankelijk houten, later stenen bruggen. In totaal zijn er een kleine 300 van teruggevonden, waarvan er nog een aantal dienst doet. De Romeinen perfectioneerden in het bijzonder de halfcirkelvormige boog, waarvan de voussoirs, de gewelfstenen ‘koud’ tegen elkaar aanliggen. Zonder mortel dus, wat merkwaardig is want de Romeinen kenden wel al beton en mortel. Een ‘corniche’, een over de gehele bruglengte doorlopende uitkragende natuurstenen lijst, markeert de hoogteligging van het wegdek.
Zo’n brug nu is de Pons Fabricius, die het Forum Boarium, de voormalige middeleeuwse veemarkt, verbindt met het Tibereiland. We gaan deze brug opzoeken, die dicht bij het Forum Romanum te vinden is. Het is één van de vele ‘voor de eeuwigheid’ gebouwde bruggen, verving in 62 voor Chr. een houten exemplaar en is de oudste bewaard gebleven stenen brug van Rome. De spanwijdte van de bogen bedraagt 24,5 m. De middenpijler staat op een eiland en is ter bescherming tegen hoog water door een boog onderbroken Tot in de 19e eeuw waren er ook bogen in de zijpijlers. De ingenieurs uit de Oudheid dienden voor dit soort werken voldoende kennis te hebben om de bouw van bogen mogelijk te maken en van de techniek van damwanden. De constructie moest tegen hoogwater, drijvend hout en erosie bestand zijn.
Nu hoog tijd voor iets anders. De Santa Maria in Trastevere. Ja, want dat pedaleren komt echt wel aan bod, ook in dit deel 2. Maar waarom dan deze oudste aan Maria gewijde kerk in Rome – al weer de oudste? Nee niet daarom, wel om de naam van uw reizende reporter: Cornelis.

Afgezien van de opvallend byzantijnse kunst aan en in het bouwwerk, waaronder de gevel met z’n 12-13e eeuwse mozaiekwerk – ik kom daar zo op terug – ontdekte ik in de apsis (het voorste halfronde gedeelte van de kerk) de heilige Cornelius. In het blauwe gewaad met aan zijn rechterzijde Petrus en een mij onbekende heilige aan de andere kant, prijkt mijn naamgenoot tegen een gouden achtergrond. Pak een loep en lees CORNELIVS aan zijn voeten. Helaas temperde maatje Rinus mijn euforie door op te merken dat hij – katholiek zijnde – twijfelde of er wel een heilige Cornelis bestaan kan hebben. Fijne knul hoor.
Iets anders: als rechtgeaard calvinist heeft het strakke Hollandse classicisme, zoals het Mauritshuis in Den Haag, mijn voorkeur.

Dat neemt niet weg dat andere kunst- en architectuurstijlen de moeite van het bestuderen meer dan waard zijn. De byzantijnse kunst bijvoorbeeld, in die kerk in de wijk Trastevere, een duidelijke stijlbreuk met de overdadige barok van bijvoorbeeld de Sint Pieter, geïnspireerd door de Oosters orthodoxe kerk, was mij al opgevallen toen we even moesten wachten tot de kerk open ging en ik bovenstaand tafereel in het vizier kreeg. Met mijn telelens spotte ik een tiental vrouwen en las in mijn American Express boekje uit 1986 over de betekenis van die afgebeelde maagden.
Het verhaal van de vijf wijze en vijf dwaze maagden. Wie dat niet (meer) kent moet de Bijbel er maar op naslaan. Mij bracht in ieder geval de uitbeelding van vrouwen met ontstoken lampen – uit spaarzaamheid hadden zij gewacht met aansteken tot ze bij Jezus waren – maar meer nog de zuur kijkende zusters met een reeds opgebrand licht, in enige opwinding. Dankzij mijn telelens kunt u met mij meefilosoferen over deze levensles.
Onze eerste fietsdag op dinsdag 6 augustus – als intermezzo. Op de weblog van Gerrit www.tvzm77.blogspot.nl kon u over dat afscheid al het nodige gewaar worden. Rinus berichtte voorts dagelijks over onze voortgang en als u de link Rome aanklikt en scrollt op ook Oudere berichten leest en ziet u al onze ups en downs in telegramstijl. Ofschoon hij bij het afleveren van onze randonneurs in de buurt van Rome een beetje plagerig opmerkte daarmee te stoppen – we waren immers aan het eind van onze fietstocht – deed mijn maat dapper zijn best ook al dat moois in Rome over het digitale voetlicht te brengen.


Nou ben ik als elke toerrijder redelijk ijdel, dus bij deze maar een plaatje van mijn kleurrijke start aan de kaai bij Maria. Laat die nou in een tweetal notitieblokjes van hèt merk Moleskine voor elke dag een haiku hebben geschreven. Een haiku is een Japanse dichtvorm met als voornaamste eigenschap dat die uit 3 regels bestaat, waarvan de eerste en de derde uit vijf en de middelste uit zeven lettergrepen. U krijgt er een paar van in deze reisreportages cadeau: het begin:
reiziger vertrekt
ongewisse zekerheid
voor en achter je
Weet je wat, de laatste haiku, van 30 augustus, de dag dat we per vliegtuig onze geliefden weer terugzagen, ook:
luchtruim reizigers
terug naar achtergelaten
spleen om het voorbij

Oké, wat valt er te verhalen over die eerste fietsdag? Rinus zette met onze zwaar bepakte toerfietsen vanaf Bleiswijk flink de spurt er in – hij wilde onze twee op lichte racefietsjes rijdende begeleiders niet teleurstellen.
Bij de eerste koffiestop – hetzelfde café De Roode Leeuw als vorig jaar op weg naar Praag – puften we uit, trakteerden onze maats en viel mijn oog op een fietsboekje Langs rivierdijken en dwars door ’t onbekende polderland – De Lopikerwaard rond 1900 door de ogen van Herman de Man. Nou schreef ik al eens eerder over deze streekromanschrijver in de goede zin van het woord. Bedenkend dat wij als toerjongens toch eigenlijk ook in eigen land langs zoveel schoon historisch erfgoed rijden beëindig ik hierbij onze eerste fietsdag niet alvorens te vermelden dat wij in een hotelletje in de Ooijpolder bij Nijmegen onze nachtrust zochten en dat op mijn fietscomputer die dag een afstand van 160,62 kilometer stond, gereden in 6 uur, 51 minuten en 39 seconden, met een gemiddelde van 23,2 per uur en in totaal 213 van de 16.373 hoogtemeters die we zouden klimmen. Ja ja.


Op audiëntie bij de Paus, want we zijn weer in Rome – nee dat zat er ook voor de kleine katholiek niet in. Maar wel het Vaticaan – hoogtepunt – want nooit eerder in de Roomse hoofdstad. Hoogtepunt inderdaad, ooit beklom ik de koepel van de basiliek en nadat ik vanaf de lantaarn (boven op de koepel – u ziet hiernaast het ronde licht van die lantaarn in het ìnterieur van de magistrale koepel schijnen) dus nadat ik de nodige vergezichten in me had opgenomen lukte het een wijle me te verdiepen in een boekje.. maar vertelde ik u dat niet reeds eerder? Komt meer voor, hoor ik Rinus (en anderen) zeggen, dus maar gauw naar zijn bestorming van dat reusachtige bouwwerk. Zijn luchtopnames van het plein kunt u op de weblog vinden.
Tot besluit van etappe 2 nog dit: voordat we het Vaticaan deden, dronken we eerst een espresso voor mij en een cappuccino voor Rinus. Dat was in een deftig café met de naam Don Chisciotte – naar het meesterwerk van Cervantes. Toen ik uren later daar weer neerstreek, wachtend op een mobiel signaal over zijn behouden aankomst boven en nippend aan alweer zo’n kopje (met ca één centimeter koffie, maar lèkker!), vroeg de ober belangstellend “Where is your friend?” Hoe ze je in de peiling houden en wat ze mogelijk veronderstellen..
Nou moet ik bekennen dat we wel die 23 nachten bij elkaar sliepen, maar meestal in “two seperated beds please”, soms ook in een tweepersoons. Logisch dat we behoorlijk intiem en redelijk naakt door de slaapkamer de badkamer bereikten. Niks tegen homo’s hoor, laat dat gezegd zijn, ook aan enkele mede pensionado’s van de club die aan mijn witte wielerbroekje met rode biesjes maar niet kunnen wennen. Voor mij gelden de armen van mijn geliefde als het paradijs in de Residentie en lijkt het vuur van Rinus na al die huwelijksjaren wat rustiger te warmen. Overigens nam mijn (bad)kamergenoot “ik ga even po-épen” ook al gauw als waarschuwing in de mond en lukte het hem uiteindelijk ook ’s nachts de badkamerdeur minder luidruchtig in het slot te gooien. Maar Cornelis die ergernisjes was je toch al weer vergeten? En klaagde die goede Rinus niet dat het wel leek of ik met Maria op reis was!
Is dat nou die biecht? hoor ik u zeggen, uit de ondertitel van On the Road? Nee, trouwe lezer, die bekentenis durf ik eigenlijk niet te openbaren – nou met de nodige aarzeling dan maar, in deel 3 met kleine lettertjes geschreven. En lieverds: niet verder vertellen hè

Cornelis de Kler – 20 september 2013. Lof of kritiek? Mail naar cdekler@hetnet.nl